Overslaan en naar de inhoud gaan

Teruggooi

Laatst bijgewerkt: december 2018

 

Europese vissersvaartuigen gooien een belangrijk deel van de gevangen vissen, schaaldieren en weekdieren terug in zee.

Deze teruggooi gebeurt deels omdat de vangst van deze soorten niet of niet meer toegelaten is (quotum bereikt), deels omdat de dieren kleiner zijn dan de wettelijke minimummaat, omdat hun handelswaarde in de ogen van de vissers te laag is of gewoonweg omdat ze niet geschikt zijn voor consumptie.

 

De teruggegooide dieren hebben vaak weinig kans om te overleven. Teruggooi komt voor bij elk type visserij, maar bij bepaalde vistechnieken moet meer worden teruggegooid dan bij andere (bodemsleepnetvissers bv. werpen meer weg dan staand wantvissers, die op hun beurt weer meer teruggooien dan lijnvissers). De problematiek van de teruggooi is gekend, maar de effectieve grootte van de teruggegooide volumes is moeilijk in te schatten. Volgens een FAO-studie uit 2005, werd de teruggooi in de Noord-Atlantische Oceaan geraamd op 1,3 miljoen ton per jaar of 13% van het totale vangstvolume. In 2008 raamde een studie de gemiddelde teruggooi op wereldniveau op 7,3 miljoen ton per jaar (voor de periode 1992-2001), of 8% van de wereldwijde vangst.

 

Het nieuwe Europese Gemeenschappelijk Visserijbeleid (gestemd in 2013) omvat een verbod op teruggooi en een aanlandplicht van alle vangsten voor de soorten die onderhevig zijn aan quota. Vanaf 1 januari 2014 was teruggooi niet langer toegestaan (5% afwijking mogelijk op de totale vangst) voor pelagische soorten (makreel, haring, ansjovis, sardien, etc.) en diepzeesoorten (grenadiervis, zwarte degenvis, etc.).

 

Vanaf 1 januari 2015 werd dit verbod uitgebreid voor kabeljauw en tong. Vanaf 1 januari 2016 gold het ook voor schol, tarbot, heilbot, Atlantische heek en wijting. Vanaf 1 januari 2017 ook voor Noorse kreeft, schelvis, pollak, zeeduivel alsook voor heek en zeebarbeel uit de Middellandse Zee. Vanaf 1 januari 2018 trad het verbod in werking voor alle andere soorten die onderhevig zijn aan vangstquota en minimummaten.

 

De aanlandplicht wordt ingevoerd per visserijtak en per soort. De uitvoering ervan omvat tevens een betere bepaling van de vangstgegevens, instandhoudingsreferentiegroottes en de mogelijkheid tot het aanvragen van uitzonderingen (vissen met grote kans op overleving bij teruggooi mogen dan alsnog overboord en een specifieke de minimis teruggooivergunningen onder bepaalde voorwaarden). Ook het quotabeheer moest worden aangepast: men moet afstappen van aanvoerquota (doelsoort, zonder teruggooi) en deze vervangen door vangstquota (alle gevangen soorten, geen teruggooi van de bijvangst).

 

Om de teruggooi te verminderen zal hoe dan ook blijvend moeten ingezet worden op nog meer selectievere vistuigen. Maar ook bijkomende uitdagingen moeten worden opgelost, zoals nieuwe opslagsystemen aan boord en nieuwe verwerkingssystemen aan land.