Overslaan en naar de inhoud gaan

Aquacultuur en milieu-impact

Laatst bijgewerkt: Juli 2025

 

Europese kwekerijen worden op het vlak van milieu en gezondheid streng gereglementeerd door een geheel van nationale en Europese wetgeving. De eindproducten die gekweekt worden buiten de EU, dienen te voldoen aan de Europese gezondheidsnormen om te mogen worden geïmporteerd. Maar kwekerijen buiten deEU zijn niet onderhevig aan dezelfde productienormen (milieu, gezondheid en welzijn van de dieren …) als deze die van kracht zijn binnen de EU.

 

De huidige consumptie van visserij- en aquacultuurproducten bedraagt wereldwijd 20,3 kg per persoon per jaar. Tegen 2050, wanneer de wereldbevolking naar verwachting 9 miljard mensen zal bedragen, gaan de schattingen uit van:

  • Een stagnatie van de visserijvangsten op het huidige niveau (90,3 miljoen ton), op voorwaarde dat de geïmplementeerde maatregelen de ineenstorting van de bestanden voorkomen;

  • De verdubbeling van de aquacultuurproductie. 

Hoewel aquacultuur een veelbelovende sector lijkt te zijn, blijft het nog voor veel uitdagingen te staan. Aquacultuur zal in de toekomst een steeds belangrijkere rol gaan spelen, maar er moeten nog veel parameters onderzocht worden om ervoor te zorgen dat deze sector zich op een duurzame manier ontwikkelt, zowel op ecologisch, als op economisch en sociaal vlak.
Aquacultuur is momenteel de snelst groeiende voedselproductiesector. Deze sector vertegenwoordigt momenteel 56% van alle in het water levende soorten die wereldwijd voor menselijke consumptie worden verhandeld.

VISTEELT IN HET NATUURLIJK MILIEU

In zeewater: zalm, forel, kabeljauw, heilbot, zeebaars, goudbrasem, ombervis … Het kweken van vis gebeurt gewoonlijk in drijvende kooien die verankerd zijn op de bodem en waarvan de wanden uit netten bestaan. De vis blijft zo in zijn natuurlijke omgeving. De kwekerijen zijn over het algemeen gesitueerd in gebieden die beschut zijn tegen golfwerking en zware weersomstandigheden, maar waar diepte en stroming zorgen voor goede zuurstoftoevoer en afvalverwijdering. In Europa moeten de kust en kustwateren steeds meer gedeeld worden met een toenemend aantal economische actoren (aquacultuur, visserij, energiewinning, nautische activiteiten, natuur, toerisme, wonen, enz.). Deze concurrentie versterkt de gebruikersconflicten tussen sectoren en beperkt de ontwikkeling van aquacultuur. Als gevolg hiervan worden nieuwe kweekmethoden ontwikkeld. Zoals kweken verder
in zee (“offshore”) of in semi-gesloten systemen aan land (vb. tarbotteelt, forelkweek, baars, zalm, ...).

In zoetwater : karper, snoek, forel … Deze vissoorten worden ofwel in een vijver gekweekt, ofwel in kooien (verankerd aan de bodem of vastgemaakt aan de oever, in meren of rivieren).

Zowel in zeewater als in zoetwater hangt de productie van vis af van de waterkwaliteit, stromingen en van lokale milieureglementeringen.

Milieu-impact van viskweek

Deze kweektechnieken kunnen als gevolg hebben:

  • Bodemvervuiling door de fecaliën en het onverteerde voer, dat zich onder de kweekkooien opstapelt (in het geval de site niet optimaal is of men geen respect heeft voor goede kweekpraktijken);

  • Risico tot overdracht van parasieten en ziektes op de wilde populatie die leeft in de nabijheid van de kwekerij (het omgekeerde is ook mogelijk);

  • Watervervuiling door het gebruik van veterinaire behandelingen tegen ziektes en parasieten (in geval van slechte kweekpraktijken);

  • Een risico op het ontsnappen van gedomesticeerde kweekvissen uit de kooien, in het bijzonder als zij zich gaan mengen met de in het wild levende soortgenoten (voedselcompetitie en genetische
    verzwakking);

  • Uitdagingen verbonden aan voeders op basis van wilde vis;

  • Milieuvervuiling door het gebruik van producten om de netten vrij te houden van aangroei.

De kwaliteit van kwekerijen en de duurzaamheid van productiepraktijken variëren afhankelijk van de exploitatie en de geldende milieuwetgeving. Al naargelang de soort, de geografische en socioeconomische parameters, worden er verschillende kweekmethoden gebruikt. In een terrestrische of mariene omgeving onderscheiden we de volgende methoden:
• extensieve teelt: lage dichtheden van kweekdieren en geen (of weinig) toediening van aanvullend voeder;
• semi-intensieve teelt: matige dichtheden van kweekdieren en matige aanvulling met voeder;
• intensieve teelt: grote dichtheden van kweekdieren en voeding uitsluitend door toediening.

Strategieën en richtlijnen voor goede praktijken zorgen voor het minimaliseren van de milieu-impact en voor een verantwoorde en duurzame viskweek. Geïntegreerde aquacultuursystemen zijn in volle ontwikkeling: deze systemen zijn gebaseerd op de productie van fytoplankton of algen om de stoffen die door de kwekerijen worden uitgestoten, te valoriseren. Hierbij worden filtervoedende organismen, zoals oesters, mosselen, zakpijpen en andere schelpdieren, geïntegreerd.

 

VISKWEEK IN VIJVERS OP HET LAND

In zoetwater: paling (vetmesterij), forel, steur, tilapia, pangasius, jonge zalm …

In zeewater: baars, goudbrasem, ombervis, tarbot … De vissen groeien op in kweekbassins (gevuld met zoet of zout water naargelang de soort). Bepaalde kwekerijen zijn uitgerust met een doorstroomsysteem waarin het water slechts één enkele keer wordt gebruikt (open systeem), terwijl andere het gebruikte water recycleren. Het water wordt gefilterd, gezuiverd en voortdurend voorzien van verse zuurstof (gesloten systeem of recirculatiesysteem, naargelang de hoeveelheid vers water dat wordt toegevoegd).

Milieu-Impact van viskweek op land

Deze kweektechnieken kunnen als gevolg hebben:

  • Een rechtstreekse vervuiling met onverteerde voedingsmiddelen en ontlasting bij het lozen van het afvalwater, wat kan leiden tot eutrofiëring van het natuurlijke milieu;

  • De incidentele verspreiding van ziektekiemen in het natuurlijke milieu. Het omgekeerde is ook waar: viskwekerijen, waar vissen in grote aantallen voorkomen, dienen vaak als indicator voor milieuverontreiniging in de omgeving (ziekte of vervuiling);

  • Watervervuiling door het gebruik van veterinaire behandelingen tegen ziektes en parasieten (in het geval van slechte kweekpraktijken);

  • Algemeen een hoog energieverbruik, die een heel pak lager komt te liggen in het geval het energieverbruik ook meegenomen wordt bij de design van een gesloten of geïntegreerd kweeksysteem;

  • Uitdagingen verbonden aan voeders op basis van wilde vissen;

  • De vangst van juveniele vis uit het natuurlijke milieu in het geval van vetmesterij (bv. bij paling waarvan de voortplantingscyclus niet kan worden gemanipuleerd in gevangenschap). 

Deze kweekmethode biedt, in vergelijking met een kooisysteem in het natuurlijk milieu, het voordeel dat het afvalwater kan worden behandeld, indien nodig, en dat de ontsnapping van vissen vermeden wordt. Sommige bedrijven gebruiken energiezuinige systemen en valoriseren de recyclage.

 

SCHELPDIERKWEEK

Mosselen, oesters en andere schelpdieren worden gekweekt met behulp van extensieve kweekmethoden (op de bodem, verhoogd, hangend) afhankelijk van de zone waarin geproduceerd wordt (lagune, getijdengebied, diep water). Schelpdieren voeden zich met het plankton dat in de natuurlijke omgeving aanwezig is. Ze hebben geen extra voeding nodig. Mosselen worden meestal gekweekt aan touwen die worden opgehangen aan drijvende systemen of rond palen die in het getijdengebied worden gewonden (“bouchots”). Oesters worden in zakken op verhoogde tafels geplaatst in het getijdengebied. In de Middellandse Zee, waar bijna geen getijden spelen, worden ze gekweekt aan opgehangen touwen. Jonge mosselen en oesters kunnen tevens in bodemcultuur worden gekweekt. Jonge dieren (“zaad”) worden hierbij uitgestrooid op de zeebodem in daarvoor speciaal voorziene percelen, waar men ze verder laat groeien. Men oogst ze vervolgens met korren. Zaad van oesters komt steeds meer uit broedhuizen.

Milieueffecten

De kweek van schelpdieren is afhankelijk van de milieuomstandigheden en zowel de kwaliteit als de kwantiteit van de productie worden sterk bepaald door de kwaliteit van de kustwateren.
Deze activiteit kan evenwel de volgende milieu-impact met zich meebrengen:
- Een ophoping van afval en bezinksel onderaan de hangende installaties;
- Introductie van vreemde soorten in de omgeving;
- Oogsten van grote hoeveelheden wild zaad kan natuurlijke schelpenbanken en het ecosysteem dat ervan afhankelijk is (o.a. vogels) uit balans brengen;
- De vernietiging van de zeebodem indien er geoogst wordt met dreggen.

Volgende maatregelen worden genomen om de effecten van de schelpdierkweek te beperken:
• Teeltpraktijken met lage dichtheden.
• Goed terreinbeheer, vooral in gevoelige natuurlijke omgevingen.
• Strenge ziektebestrijding tijdens de verschillende productiestadia.
• Controle van de overdracht van dieren tussen verschillende kweekgebieden.

 

SCHAALDIERENKWEEK

De teelt van garnalen vindt hoofdzakelijk plaats in tropische en subtropische gebieden, in open vijvers. Deze teelt gebeurt in vijvers of bekkens met zout of brak water, in een mariene omgeving of in de kustzone. De larven die er worden opgekweekt, haalt men uit het wild of worden in een broedhuis gekweekt uit moederdieren.

Milieueffecten

Deze kweektechnieken kunnen als gevolg hebben:
- Ecologische effecten voor de uitbouw van kweekvijvers in het natuurlijke milieu, in het bijzonder de vernieling van mangroves die essentieel zijn voor tropische ecosystemen;
- Het verzilten van het grondwater en landbouwgronden (gekoppeld aan een daling van de grondwatertafel);
- Het gebruik van voer bestaande uit wilde vis;
- De vervuiling van kustwateren door afvalwater van de kweekbassins;
- In bepaalde regio’s, risico’s voor de lokale biodiversiteit bij het (niet selectief) vissen op de uit het wild gehaalde larven;
- Sociale conflicten in sommige kustgebieden;
- Het verspreiden van ziekten;
- Het gebruik van antibiotica bij de productie van larven. Onderzoek is gaande om deze te verminderen of te vermijden.

 

De sector is zich steeds meer bewust van haar ecologische impact en van duurzame ontwikkeling in het algemeen. De voorbije jaren werd veel werk geleverd om de milieuimpact te verminderen van de garnalenkweek, door het gebruik van chemische producten en fungiciden met een geneeskundige werking met zorg toe te dienen en te controleren. Er wordt op toegezien dat mangrovegebieden niet (verder) worden vernield en dat gebieden die voorheen werden beschadigd, heraangeplant worden. Bepaalde regio’s ontwikkelen de garnalenkweek, rekening houdend met een bezorgdheid voor het beschermen van het natuurlijk ecosysteem en de mangroves.

 

VOEDERS VOOR KWEEKVIS

Omnivoren en carnivoren

Het dieet van kweekvis verschilt naargelang de soort. Bepaalde soorten, zoals karper, pangasius en tilapia hebben een omnivoor dieet. De meeste soorten die traditiegetrouw in Europa worden gekweekt zijn voornamelijk carnivoor (forel, zalm, zeebaars, goudbrasem, tarbot, ombervis).

Vismeel en visolie

Het voer van carnivore vissen bevat vismeel en visolie, geproduceerd uit kleine, pelagische vissen die in het wild gevangen worden (80%) en restproducten uit de verwerking van aquacultuurproducten (20%). De soorten die gebruikt worden voor productie van vismeel en -olie (sprot, zandspiering, makreel …) werden lange tijd als onuitputtelijk beschouwd wegens hun grote voortplantingscapaciteit. Meer dan de helft van de geproduceerde vismeel en visolie is afkomstig uit Chili en Peru, waar specifieke visserijen zich toeleggen op de vangst van kleine pelagische vissen. Er stelt zich hier een ethisch probleem omdat diervoeder hier concurreert met lokaal menselijk voedsel. Door de exponentiële groei van de aquacultuur (de productie is de afgelopen 20 jaar verdrievoudigd) blijft ook de vraag naar vismeel en visolie stijgen. Deze verhoogde vraag kan niet volledig worden opgevangen door de industriële visserij (vangstniveaus van meelvisserijen stabiliseren zich de laatste jaren). Het zoeken naar nieuwe ingrediënten en plaatsvervangende producten van plantaardige oorsprong (terrestrische en mariene) is dan ook een wereldwijde uitdaging geworden.


Plantaardige bron

De voeding van vleesetende vissen bestaat nu ook uit producten van plantaardige oorsprong (met name soja). De zoektocht naar plantaardige ingrediënten en alternatieven voor aquacultuur is een wereldwijd probleem geworden. Zo komen insecten, gisten en microalgen in het vizier als alternatieve bron van eiwitten en vetten, en deze alternatieve bronnen worden uitvoerig bestudeerd. De voedingskwaliteit van vis is gebaseerd op het vetzuurgehalte. Voor elke soort die in de aquacultuur wordt gekweekt, zijn er evenwichten in essentiële aminozuren en in meervoudig onverzadigde vetzuren met een lange keten nodig (vis is de belangrijkste bron voor menselijke voeding). Onvoldoende inname van meervoudig onverzadigde vetzuren met een lange keten kan de voedingskwaliteit van vissen verslechteren, of leiden tot een slechte groei en verhoogde gevoeligheid voor ziekteverwekkers. Er wordt veel onderzoek gedaan om de nutritionele en organoleptische eigenschappen van visvlees te garanderen met behoud van de biologische prestaties en gezondheid.

 

 

Algen worden veelvuldig gebruikt als voedingsstoffen en voor voedingsadditieven. De productie van zeewier is een bloeiende sector door de stijgende vraag naar voedsel, mede veroorzaakt door de economische groei van sommige Aziatische landen. Wetenschappelijk onderzoek buigt zich nu ook over het gebruik van (macro)algen in de productie van biobrandstof, maar ook in de farmacologie en cosmetica.

DE VISKWEEK

➜ In Frankrijk is de viskweek onderworpen aan strikte milieuregels, die eisen dat er een milieueffectrapportage wordt uitgevoerd voordat de installatie wordt opgezet, evenals een regelmatig milieutoezicht om te waarborgen dat de impact acceptabel en beheersbaar is. De “Gids voor Goede Hygiënepraktijken in de viskweek” die is opgesteld door professionals, biedt aanbevelingen aan voor het uitvoeren van veterinaire behandelingen om eventuele lozingen te beperken. Bovendien vermindert de ontwikkeling van vaccinatie, het gebruik van antibiotische behandelingen.

De International Fishmeal and Fish Oil Organization (IFFO) heeft een certificeringsnorm voor industriële visserij (IFFO Responsible Supply Standard) ontwikkeld. Deze standaard houdt rekening met
goede praktijken op het gebied van levering, traceerbaarheid, verwerking, gebruik van bijproducten. Maar ook de sociale, ecologische en wettelijke productievoorwaarden van industriële producenten van vismeel en visolie. Deze criteria worden beoordeeld door een onafhankelijke certificatie-instelling en de informatie is beschikbaar voor professionals (in B-to-B).